De herfst

De herfst

Mats tuurt uit het raam. Hij mist zijn zomerboom. Want zwiepende kale takken kunnen niet tippen aan dat wiegende bladerdek. Hij wriemelt heen en weer in mijn armen. Al wat hij nodig heeft een verhaal…

De lucht was grijs, de herfst hing in de lucht, je kon hem al ruiken.
“Lieve blaadjes,” zuchte de esdoorn. De kruin rilde. “Het spijt me zo. Jullie waren fantastisch mooi. Zo groen, sterk en welgevormd. Het natte voorjaar trotseerden jullie met glans. En onder de hete zomerzon gaven jullie geen krimp. Maar nu…” De wind trok aan en de bladeren bleven stil. De boom ging verder.

“Jullie voelden het vast ook al, de zon verliest haar kracht, de lucht wordt kouder en de wind blaast al wat ruwer. De herfst komt er aan groene vrienden. Ik moet mijn krachten stilaan sparen want wie weet wat de winter brengt. Jullie hebben het beste van me gekregen, het is tijd om los te laten.”

De bladeren gingen zacht heen en weer en antwoordden in koor ” Esdoorn, het was een eer om aan jouw takken te groeien. Twee seizoenen lang hadden we een fantastische tijd. Hier hoog in de lucht, met zicht op de beek. Ons afscheid zal mooi zijn, in okertinten houden we jou nog even warm met onze laatste krachten.”
En zo gebeurde het dat in oktober de boom langzaam maar zeker van groen naar geel ging. Hij keek rond naar de andere bomen dichtbij en ver af, getooid in geel, oranje, rood en bruin. Het zou niet lang meer duren. Er was die koude nacht begin oktober. De eerste gele blaadjes hielden zich stevig vast, maar toen de ochtendzon zorgde voor wat warmte piepte er plots een: “Esdoorn, er moet er een de eerste zijn, hoe kan het mooier dan op deze herfstochtend, met de zon op mijn buik. Bedankt en vaarwel.” En daar ging het eerste blad, gniffelend, dwarrelend op een zachte bries om te landen in het gras. Al snel volgde een dozijn andere blaadjes en de esdoorn lachte hartelijk mee. De weken die volgden lieten er anderen los tijdens een stevige regenbui of windvlaag. Want druppels en wind dat kriebelt zo fijn.

De allereerste blaadjes die in de lente verschenen waren, zouden de allerlaatsten zijn om die herfst los te laten. Het was al een stuk in november. Na een druilerige dag gingen ze met een gerust gemoed de nacht in. Het was zacht en er was geen zuchtje wind. Tot plots rond een uur of drie een felle wind op stak. De blaadjes hielden zich met het laatste wat ze nog in zich hadden vast, maar tegen een uur of zes waren ze nog maar met een stuk of tien. “Het is ok” zei de esdoorn zacht. “Nog nooit hielden mijn bladeren me zo lang gezelschap. Bedankt et bon voyage.”
Later die dag liet de zon zich weer zien, het gebeurde rond een uur of tien.
Aarzelend maar tevree dwarrelden de laatste blaadjes naar benee.

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *