Hanging around

Hanging around

Wat hou ik van hangen, op een bankje op een pleintje. Muziek in mijn oren, lekker mensen kijken. Afgelopen week hoorde ik een wat oudere man vertellen dat hij nooit ging hangen vroeger. ‘s Ochtends meteen naar school, ‘s avonds meteen naar huis. Flink huiswerk maken, eten en basta. Nu jaren later vond hij het bijzonder jammer dat hij nooit van hanging around had kunnen doen.

Hangen doen jongeren en mensen in het algemeen al jaren. Op pleintjes, in het zicht of net daarbuiten. Op hun dorpel voor de deur, een babbeltje met een buur of een toevallige passant. Op een bankje in zon. In onze tienerjaren hingen we uren op straat, geen haan die er naar kraaide. Overlast?! Dat woord bestond nog niet.

Maar dat loslopend wild, die ongeorganiseerde jongeren worden stilaan een doorn in het oog. Want niemand weet wat ze daar exact doen of vertellen. Een blikje bier maakt hen een comazuiper, een naam in de bank een vandaal. We willen lijnen trekken in het straatbeeld, wie mag waar. We willen mensen in hokjes stoppen, wie doet wat en waarom.

Kinderen en jongeren passen helemaal nog niet in hokjes. Ze ontdekken zichzelf en de wereld, ze bricoleren beetje en beetje hun eigen identiteit. En dat doen ze door samen te spelen, door te hangen op straat, door af en toe met hun kop tegen de muur te lopen. En daar hoort zingen, lachen, lopen, roepen en allerlei zottigheid bij. Net als een dartel veulen dat door een wei springt. Dat leg je niet zo maar aan banden.

[youtube ARiiO_41Id8]

Maria

Maria

Maria, oermoeder van een buurt. Met die speciale stem vol levenservaring, ik kon er uren naar luisteren. Altijd taart of lekkers voor je bezoek. Altijd een lach en wijze woorden klaar.

In het 4de middelbaar kreeg ik als opdracht ‘interview een van je grootouders over vroeger’. De moed zonk me in de schoenen. Als enige grootouderloze leerling moest de leerkracht snel een alternatief bedenken. ‘Iemand uit je buurt dan?’ Jij werd dan maar mijn vervangoma voor even en vulde een namiddag lang mijn hoofd met verhalen over den oorlog.

Nu vele jaren later vocht je de laatste tijd je eigen oorlog tegen de tijd en de ouderdomskwaaltjes. Beetje bij beetje verdween de gloed van die goedlachse, lieve boerenvrouw. De buurt zal je missen, maar rust nu zacht, je hebt het verdiend.

Parole’ke

Parole’ke

Mijn grootouders zijn alle vier al lang dood. Vaders en moeders van kroostrijke gezinnen met mijn mama en papa als een van hun jongste spruiten. Geveld door kanker en hartproblemen. Geen of prille herinneringen is al wat ik heb.

Gelukkig maar denk ik soms. Want je zal maar een oudje zijn. Je overleeft je partner of zelfs je kinderen. Je vriendenkring verdwijnt beetje bij beetje. En dan zit je daar in je huisje waarin je verloren kan lopen. Veel ouderen zien alleen nog de poetsvrouwen of bejaardenhelpster.

Mijn mama is een van die helpende handen. Ze heeft talloze verhalen van hoe blij de mensen zijn als ze weer op hun dorpel staat. Het zijn veelal de oudere dames die overblijven. Diep in de 80 of zelfs 90 maken zij er nog het beste van in hun huis of appartement. En aan het einde van de ochtend gaat het vaak als volgt: ‘Nee mijn kind, laat dat nu maar liggen. Het is maar een kwartier meer, dan kunnen we nog een parole’ke doen.’

Met een stralende glimlach schuifelen ze naar de keukentafel. “Een taske soep? Of ne koffie?” En dan luchten ze hun hart over hoe weinig de kinderen komen, of hoe die van achter de hoek weer in het ziekenhuis ligt en vragen ze hoe het is met de kinderen. Hartverwarmende figuren zijn het, dames en heren op gezegende leeftijd, vergeten pareltjes voor de buitenwereld van hier en nu.

Onze samenleving vergrijst en onze ouderen vereenzamen. We durven hen wel eens te vergeten. We zijn hun oude verhalen beu of vinden het moeilijk om te zien dat ze beetje bij beetje achteruit gaan. Ik heb geen grootouders meer, maar ik mis ze wel vaak. Dus word ik maar spontaan vrolijk van de oma’s van mijn lief en random bonnekes op straat. En zij op hun beurt van mijn parole’ke over het weer, de bus die weer te laat is of het hondje op hun schoot.

Eurosong 2011

Eurosong 2011

Het Eurovisiesongfestival. Als klein meisje keek ik steevast. Ik was 3 toen Sandra Kim won en weken nadien stond ik met mijn vingertje in de lucht mee te zingen met J’aime la vie. Elk jaar opnieuw nieuwsgierig naar wat er ging komen. Lachen met de kostuums, gruwen van valse noten, stiekem genieten van de kitsch.

Het is jaren geleden dat ik nog gekeken heb. Ook gisteren kon de show me niet boeien. Heb welgeteld 3 liedjes gezien. Een van die drie was van ItaliĆ« en het was eentje dat blijven plakken is…

[youtube bjJ-0Q6ZVUM]